Boven- en ondergronds sturen op weerbaarheid

Boven- en ondergronds sturen op weerbaarheid

Onlangs is de Publiek Private Samenwerking (PPS) 'Boven- en ondergronds sturen op weerbaarheid' van start gegaan. Het doel van het project is om zowel weerbaarheid tegen boven- als ondergrondse ziekten en plagen te bereiken via verbetering van de bodem of het substraat in combinatie met het inzetten van bovengrondse maatregelen op kritieke momenten in de teelt.

Het verhogen van de weerbaarheid van planten en bodem/substraat is een zeer waardevol onderdeel van een duurzame IPM-strategie. Ontwerp en verbetering van deze strategie is mogelijk door het toepassen van een systeembenadering, waarin plant, substraat/bodem en omgeving niet als losse onderdelen worden bekeken, maar in hun samenhang. Op die manier kunnen we komen tot een IPM strategie waarin onder- en bovengrondse weerbaarheid elkaar aanvullen en versterken.

Sturen op weerbaarheid
Dit vierjarig project bestaat uit vijf werkpakketten (WP) die op elkaar aansluiten. In de eerste vier werkpakketten worden de randvoorwaarden bepaalt, waaronder de verhoging van de bodem-, substraat-, en plantweerbaarheid optimaal zijn. In werkpakket 5 wordt de kennis uit de andere WP's gebruikt om boven- en ondergrondse weerbaarheid te koppelen, om zo te komen tot een systemische benadering van weerbaarheid. Dit geeft handvatten om te komen tot een systemische IPM-strategie voor zowel boven- als ondergrondse ziekten en plagen. Het onderzoek wordt uitgevoerd bij 3 pilotgewassen, Chrysant in de grondgebonden teelt en komkommer in de substraatteelt en een potplant. Kennis uit dit project wordt vertaald naar een bredere toepassing in de glastuinbouw zowel voor grondgebonden teelten als voor substraat teelten.

Inventarisatie bodems en substraten
Als onderdeel van WP1 wordt de komende weken op tien verschillende chrysantenbedrijven grondmonsters genomen en op komkommerbedrijven materiaal verzameld van substraten. Het gaat om locaties met relatief veel ziekte- en plaagdruk en locaties waar er relatief weinig problemen waren. Tijdens het bemonsteren worden telers ook gevraagd naar hun manier van telen (klimaat, watergift) en gewasbescherming. Bij het bepalen van de monsters wordt gekeken naar nutriëntensamenstelling, structuur, residuen en bodemleven. Door deze data te correleren tussen de bedrijven met en zonder druk kunnen randvoorwaarden worden gevonden waaraan een weerbare bodem/substraat moet voldoen. Op basis van deze resultaten kunnen voorspellingen worden gedaan hoe een bodem of substraat weerbaarder kan worden. We verwachten dat optimale weerbaarheid wordt behaald door het toepassen van toevoegingen (bijv meststoffen en/of micro-organismen) terwijl gelijktijdig wordt gestuurd op de belangrijkste abiotische condities (bijv. pH of organische stof).

Het Onderzoek wordt gefinancierd door stichting Kennis In Je Kas (KIJK), Ministerie van LNV via de Topsector T&U, ChrysantNL, de gewascoöperaties Gerbera en Komkommer, Innovatiefonds Hagelunie en Woodchem BV. Uitvoering vindt plaats onder leiding van Johanna Bac-Molenaar van Wageningen University & Research (WUR), BU Glastuinbouw in afstemming met Glastuinbouw Nederland.?

Bron: Wageningen U&R Business Unit Glastuinbouw

Deel artikel