Doek valt voor Floriade: geen editie in 2032

De Floriade is diverse malen een prima evenement geweest om Nederland internationaal op de kaart te zetten en het Nederlandse publiek de vernieuwingen in de tuinbouw te tonen. Hoewel het concept zich sterk aangepast heeft van productpresentaties naar duurzaamheid, gezondheid en de groene stad, heeft de laatste Floriade in Almere aangetoond dat de communicatiemethoden zodanig veranderd zijn dat een groot evenement als de Floriade niet meer de grote bezoekersaantallen trekt en financieel haalbaar is.

Eenmaal in de tien jaar
De tuinbouwtentoonstelling Floriade vond de afgelopen zestig jaar eenmaal in de tien jaar plaats. Het evenement was steeds zes maanden lang geopend voor het publiek uit binnen- en buitenland en was niet alleen van belang voor de promotie van de Nederlandse tuinbouw, maar droeg ook bij aan het imago van Nederland als belangrijke agrarische innovator. Floriade toonde de tuinbouw in al zijn facetten op een creatieve en attractieve wijze. In eerste instantie ging het vooral om de tuinbouwproducten: bloemen, planten, bomen, groenten en fruit. Steeds meer kwam er aandacht voor grotere innovaties, duurzaamheid en maatschappelijke waardes die de Nederlandse tuinbouw te bieden heeft. De eerste Floriade werd in 1960 in Rotterdam gehouden, daarna was Amsterdam twee edities de gastheer van het internationale evenement (1972 en 1982), gevolgd door Den Haag/Zoetermeer (1992), Haarlemmermeer (2002), Venlo (2012) en als laatste Almere (2022).

Achterhaald
Floriade als grootschalig promotieplatform van de tuinbouw is in de huidige vorm achterhaald, zo stelt het bestuur van de NTR, initiatiefnemer en merkhouder van de Floriade. De consument kreeg de afgelopen decennia een enorme keuze uit vrijetijdsbestedingen, waardoor een bezoek aan de wereldtuinbouwtentoonstelling Floriade niet meer vanzelfsprekend is. Voor de internationale uitstraling zijn nu veel effectievere communicatiemethoden voorhanden dan het reizen naar een wereldtentoonstelling. Het organiseren van een dergelijk tijdelijk evenement is steeds complexer en daardoor duurder én risicovoller geworden. Voor een gemeente of regio is het minder aantrekkelijk om een Floriade te organiseren.

Waardering
De bezoekersaantallen in Almere vielen in 2022 tegen. Degenen die Floriade Expo 2022 Almere hebben bezocht, waardeerden de tuinbouwtentoonstelling gemiddeld met het cijfer 8. Het goede cijfer tekent de waardering voor de boodschap die deze Floriade bracht: ‘Growing Green Cities’, de roep om steden groener en gezonder te maken.

De NTR is ook tevreden over de deelname van het tuinbouwbedrijfsleven. Gedurende het half jaar dat de Floriade open was, is na een wat moeizame start steeds sprake geweest van een bloemenzee, zowel binnen als buiten. De duizenden door Nederlandse kwekers geleverde bomen, struiken en planten gaven het park een zeer groen uiterlijk. Dat blijft ook na het evenement in stand. Voor gemeenten en regio’s die de afgelopen decennia een Floriade georganiseerd hebben is gebiedsontwikkeling en -inrichting steeds een aantrekkelijk aspect aan de Floriade. De groene wijken in de diverse Floriade-gemeenten dienden vaak als voorbeeld voor stadsontwikkeling elders.

Verantwoordelijkheid
De Nederlandse tuinbouwsector vindt het jammer dat te weinig bezoekers hebben kunnen genieten van al datgene wat de tuinbouwsector te bieden heeft, zowel in de vorm van producten, als in de vorm van de allernieuwste innovaties. “Het is de verantwoordelijkheid van de tuinbouw en van de Nederlandse Tuinbouwraad om de kracht en de innovaties van de sector voor het voetlicht te brengen bij een breed, internationaal publiek. De Nederlandse tuinbouw speelt een belangrijke rol in het aandragen van oplossingen voor mondiale problemen, zoals klimaatsverandering, verstedelijking en gezondheid. Daar kunnen we als Nederland trots op zijn en dat willen we het publiek ook in de toekomst laten zien. Hoe we dat willen doen, is nu nog niet te zeggen. Daar zullen we ons het komend jaar of langer op beraden”, aldus Kees van Rooij, voorzitter bestuur NTR.

Bron: