Hoge inflatie rem op verduurzaming
Geplaatst op 25 mei 2022
De consumentenvraag naar duurzamere voedingsmiddelen is de afgelopen jaren gegroeid en dat resulteert er in dat bedrijven meer aandacht schenken aan de gang van zaken in hun toeleverketens. Met een marktomvang van 8 miljard euro zijn de uitgaven aan duurzamere voeding in vijf jaar tijd ruim verdubbeld en deze producten zijn goed voor een marktaandeel van bijna 15 procent binnen de totale uitgaven aan voeding. Naast de vraag van consumenten zijn er ook andere beweegredenen voor bedrijven om hun keten beter in kaart te brengen en hogere duurzaamheidseisen te stellen aan de producten die ze inkopen. Ceel Elemans, ING Sectorbanker Food: "Dit gebeurt bijvoorbeeld vanwege doelen in hun duurzaamheidsstrategie, de vraag van afnemers, de wil om reputatierisico's te verkleinen of door nieuwe wetten en regels."
De prijzen van voeding lagen in april ruim 8 procent hoger dan een jaar terug en dat was de sterkste stijging in 20 jaar tijd. Boeren en voedingsfabrikanten hebben vooral te maken met hogere kosten voor grondstoffen en energie en geven dit waar mogelijk door aan hun afnemers. Tegelijkertijd geven supermarktketens aan scherp op de inkoopprijzen te letten. Doordat prijs een zeer dominante rol speelt in huidige contractonderhandelingen kunnen ambities om ketens verder te verduurzamen in het gedrang komen. Los van hoe afnemers zich opstellen kan de hoge inflatie ook bij consumenten de voortgang doen stokken. Zij zullen door de stijgende prijzen van voeding en levensonderhoud eerder geneigd zijn om in plaats van een keurmerkproduct voor een regulier alternatief te kiezen.
Nieuwe Europese richtlijnen en nationale wetgeving stellen bedrijven nadrukkelijker verantwoordelijk voor hun inkoop en manier van produceren. Van bedrijven wordt verwacht dat zij risico's in hun toeleverketens identificeren en eventuele negatieve gevolgen van hun handelen zoals onderbetaling of milieuschade binnen hun ketens tegengaan. In eerste instantie richt wetgeving zich vooral op grote bedrijven, maar die zullen de vraag ook neerleggen bij hun grote en kleinere toeleveranciers. Dergelijke wetgeving gaat de keuzes van bedrijven beďnvloeden, maar door de tijd die nodig is voor implementatie en de doorvertaling naar de bedrijfspraktijk duurt het een aantal jaar voordat dit volledig is geland.
De taak om ketens en mogelijke risico's in kaart te brengen is voor de ene voedingsproducent of handelaar een stuk overzichtelijker dan voor de andere. Binnen de voedingssector is de uitdaging het grootst voor bedrijven die importeren van buiten Europa en daarnaast inkopen bij een groot aantal leveranciers. Wat het extra complex maakt, is dat die leveranciers soms weer bij duizenden individuele boeren inkopen. Naar schatting van ING Research zijn er zo'n 500 tot 1.000 middelgrote en grote Nederlandse voedingsfabrikanten en -handelaren die tot die groep behoren en met zeer complexe toeleverketens te maken hebben.
Ceel Elemans, "Naast die 500 tot 1.000 bedrijven zijn er echter ook veel kleinere bedrijven die ook internationaal inkopen, voor wie het lastig is om stappen te maken door de beperkte invloed die ze kunnen uitoefenen en hun behoefte aan specialistische kennis. Voor hen ligt de oplossing meer in samen optrekken bijvoorbeeld door middel van initiatieven binnen een brancheorganisatie".
Vanwege de aandacht voor toeleverketens zullen voedingsbedrijven een afweging moeten maken over tot waar hun ketenverantwoordelijkheid reikt en hoe ze daar invulling aan kunnen geven. "Die afweging wordt bemoeilijkt omdat er tegenover concrete financiële kosten een aantal minder tastbare baten staan, zoals de waarde van een intensievere samenwerking met leveranciers", aldus Ceel Elemans.
Bron: Goedemorgen
Meer nieuws