Minder sterke toename loonkosten per gewerkt uur
Geplaatst op 18 juli 2022
De totale loonkosten bedroegen in 2021 ruim 410 miljard euro, bijna 22 miljard euro meer dan in 2020 (5,5 procent). Deze stijging was toe te schrijven aan de lonen (14 miljard euro) en de sociale premies ten laste van werkgevers (3 miljard euro). Verder daalde het bedrag aan loonkostensubsidies, waardoor de loonkosten nog eens met 5 miljard euro omhoog gingen.
Het aantal banen van werknemers nam toe met 2 procent en werknemers werkten in totaal meer uren (4,2 procent). De loonkosten per gewerkt uur stegen daarmee onderaan de streep met 1,3 procent. De gemiddelde loonkosten per gewerkt uur kwamen in 2021 uit op ruim 37 euro.
In 2020 daalde het aantal gewerkte uren als gevolg van de coronacrisis. Een deel van de werknemers kon niet of niet volledig werken, maar werd wel doorbetaald. Ondanks uitgekeerde loonkostensubsidies kwamen de loonkosten per gewerkt uur 4,3 procent hoger uit.
Grootste loonkostenstijging in informatie en communicatie
De stijging van de loonkosten per gewerkt uur was vorig jaar het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie: 7 procent. Ook in de financiële dienstverlening en in de landbouw was de loonkostenstijging relatief groot met beide ongeveer 4 procent. In deze bedrijfstakken stegen de loonkosten naar verhouding sterker dan de gewerkte uren.
In sommige bedrijfstakken daalden de loonkosten per gewerkt uur, met name in de horeca (met 9,6 procent).
Relatief sterke loonkostendaling in de horeca
In 2021 steeg het aantal gewerkte uren in de horeca ten opzichte van 2020 (11,8 procent), al was het totaal aantal gewerkte uren nog altijd aanzienlijk lager dan in 2019. Doordat de loonkosten maar zeer beperkt toenamen (1 procent), vielen de loonkosten per gewerkt uur 9,6 procent lager uit dan in 2020. De coronagerelateerde NOW-subsidies zorgden ervoor dat de loonkosten niet harder stegen. Hierdoor kwamen de gemiddelde loonkosten per gewerkt uur in 2021 uit op 18 euro. De loonkostensubsidie bedroeg gemiddeld 4,69 euro per gewerkt uur.
Nieuwe werknemers drukken loonkostenstijging
Als de samenstelling van het personeelsbestand verandert, beďnvloedt dit de gemiddelde loonkosten. Neemt het aandeel ouderen en hoger opgeleiden toe, dan stijgen de gemiddelde loonkosten per gewerkt uur. De loonkosten van hoger opgeleiden en oudere werknemers zijn namelijk hoger dan die van jongeren en laagopgeleiden. Gecorrigeerd voor deze veranderingen in de werknemerspopulatie kwam de zuivere loonkostenstijging in 2021 uit op 1,4 procent. Dat is de zogeheten prijs van arbeid. Het verschil tussen de ontwikkeling van de loonkosten per gewerkt uur en de prijs van arbeid is het structuureffect. Deze bedroeg -0,1 procent in 2021. Dit negatieve structuureffect duidt erop dat er naar verhouding veel nieuwe werknemers zijn aangenomen met relatief lage loonkosten.
De totale loonkosten per gewerkt uur van werknemers zijn in de periode 2011-2021 met bijna 19 procent gestegen. De stijging van de prijs van arbeid bedroeg in deze periode ruim 16 procent. Dit betekent dat de loonkosten per saldo ruim 2 procent zijn gestegen als gevolg van het structuureffect, namelijk doordat het aandeel oudere werknemers en hoogopgeleiden toenam.
Vanaf 2011 grootste loonkostenstijging in de financiële dienstverlening
In de periode 2011-2021 zijn de loonkosten per gewerkt uur het sterkst gestegen in de financiële dienstverlening (25 procent), gevolgd door de zorg (24,5 procent) en de nijverheid en energie (23,9 procent). Gecorrigeerd voor veranderingen in de werknemersstructuur blijkt de loonkostenstijging het grootst te zijn geweest in de zorg.
De kleinste stijging werd gemeten in de horeca (1 procent). Als de uitzonderlijke jaren 2020 en 2021 buiten beschouwing worden gelaten, valt de loonkostenontwikkeling in deze bedrijfstak hoger uit (circa 10 procent).
Bron: Goedemorgen