Onderzoek: wat gaat er in en komt er uit een kas?

Onderzoek: wat gaat er in en komt er uit een kas?

Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research gaat materiaalstromen van kassen in kaart brengen. Zo willen ze een betere invulling geven aan circulariteit en meer bijdragen aan de Sustainable Development Goals zoals opgesteld door de United Nations.

Met een circulaire kas vergroot de glastuinbouw hun bijdrage aan de Sustainable Development Goals. Het idee daarachter is dat alle materiaalstromen op een of andere manier worden hergebruikt. Maar wat betekent dat in de praktijk: hoeveel (grond)stoffen en materialen gebruikt een kas eigenlijk? Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research gaat dit onderzoeken.

Karakteristieken
Een kas heeft inkomende en uitgaande materiaalstromen, zoals water, meststoffen, CO2, plantmateriaal, papier, plastics en gewasbeschermingsmiddelen. Die stromen hebben elk hun eigen karakteristieken. Neem water: dat komt in vloeibare vorm de kas in als gietwater, en verlaat de kas onder andere als ingrediënt van het product zoals een tomaat, als verdamping door het gewas en als reststroom zoals looswater.

Hoewel verschillende onderzoeksthema´s naar deze materiaalstromen kijken, bestaat er nog geen overkoepelend kwantitatief of kwalitatief overzicht voor de glastuinbouw binnen het kader van de circulaire economie. Daarom ontwikkelt WUR een methode om de belangrijkste stromen in kaart te brengen. De onderzoekers gebruiken daarvoor verschillende bronnen, zoals databases, de KWIN en gewasmodellen.

Pijlen en diagrammen
Door verschillende bronnen te analyseren en te combineren, maken onderzoekers zogenoemde Sankey-diagrammen. Zo'n diagram bevat pijlen en hun breedte geeft aan hoe groot de betreffende stroom is. Dat maakt in een oogopslag duidelijk hoe een materiaalstroom zich door een glastuinbouwbedrijf beweegt.

Niet alleen kwantiteit van een materiaalstroom is van belang, maar ook de impact op het klimaat en milieu. De aanpak zal dus niet alleen kwantitatieve inzichten moeten geven, maar ook kwalitatieve. Daarnaast is het 'eindpunt' van de pijl belangrijk: kan een materiaal hergebruikt worden, bijvoorbeeld in hetzelfde bedrijf (al dan niet door processen anders in te richten), in een ander tuinbouwbedrijf of zelfs in een andere sector? Aan de hand van de verkregen inzichten brengen onderzoekers de knelpunten in beeld voor het verder sluiten van materiaalkringlopen.
Twee fasen

In de eerste fase van het onderzoek analyseert WUR de materiaalstromen voor drie verschillende teelten binnen Nederland: tomaat, gerbera en orchidee. Op basis daarvan kan de aanpak op meer producten en voor meer landen en regio's worden toegepast. In de tweede fase zal het onderzoek zich richten op herontwerp van processen om knelpunten op te lossen. Hierin besteden de onderzoekers ook aandacht aan samenwerking en uitwisseling van stromen met andere sectoren. De kennis die de wetenschappers binnen het project opbouwen, moet bijdragen aan een glastuinbouw binnen de circulaire economie die schoon, efficiënt en verbonden is.

Het project loopt tot en met 2022 en is onderdeel van kennisbasis onderzoek binnen WUR dat gefinancierd wordt door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Bron: BU Glastuinbouw Wageningen U&R

Deel artikel