Pleidooi voor nieuwe regels veredeling
Geplaatst op 08 september 2022
Een van de co-auteurs van het artikel is Ken Giller, persoonlijk hoogleraar in Plantaardige Productiesystemen aan Wageningen University & Research.
Als voorbeeld verwijzen de auteurs naar CRISPR-Cas, een nieuwe technologie die het mogelijk maakt om erfelijk materiaal van planten op relatief eenvoudige wijze, zeer nauwkeurig en efficiënt te veranderen. Binnen de Europese Unie vallen alle variëteiten die met CRISPR-Cas zijn ontwikkeld, onder de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen.Het Europese toelatingstraject is echter zeer tijdrovend, duur en onzeker.
In andere werelddelen zijn de barrières een stuk lager en baseren autoriteiten beslissingen op de grootte van de genetische verandering en de bron van het ingevoegde genetische materiaal. Ondertussen heeft het Amerikaanse ministerie van Landbouw in 2020 een richtlijn vastgesteld die conventioneel gekweekte gewasvariëteiten en gentech-gewasvariëteiten die met andere methoden dan genetische modificatie hadden kunnen worden ontwikkeld, vrijgesteld van regelgeving.
'Focus liever op kenmerken'
In plaats van zich te concentreren op de methoden en processen achter de totstandkoming van eengentech-gewas, zo wordt in het artikel gesteld, zou een doeltreffender kader eruit bestaan dat de specifieke nieuwe kenmerken van het gewas zelf te onderzoeken zijn door gebruik te maken van zogenaamde "-omics"-benaderingen. Op dezelfde manier als biomedische wetenschappen genomics kan gebruiken om menselijke genomen te scannen op problematische mutaties, kunnen deze methoden worden gebruikt om nieuwe gewasvariëteiten te scannen op onverwachte DNA-veranderingen. Aanvullende -omics-methoden zoals transcriptomics, proteomics en metabolomics testen op andere veranderingen in de moleculaire samenstelling van de planten. Vervolgens kan dan bepaald worden of een nadere testprocedure nog wel of niet nodig is.
Deze metingen van duizenden moleculaire kenmerken kunnen als een vingerafdruk worden gebruikt om te bepalen of de vrucht of een ander product van een nieuw ras "wezenlijk gelijkwaardig" is aan producten die reeds door bestaande rassen worden geproduceerd - of, bijvoorbeeld, een nieuw perzikras moleculaire kenmerken heeft die reeds in een of meer bestaande, commerciële perzikrassen worden aangetroffen.
Als het nieuwe product geen verschillen vertoont, of verschillen die naar verwachting geen gevolgen hebben voor de gezondheid of het milieu in vergelijking met producten van bestaande variëteiten, zou een veiligheidstest overbodig zijn. Indien het product echter nieuwe kenmerken vertoont die mogelijk gevolgen hebben voor de gezondheid of het milieu, of indien het product verschillen vertoont die niet kunnen worden geïnterpreteerd, wordt aanbevolen om juist wél de veiligheid te testen.
Amerikaanse Academie van Wetenschappen
Het artikel is geschreven door een groep Amerikaanse deskundigen en de Wageningse hoogleraar Ken Giller. Zes jaar geleden werkten zij al samen in een commissie van de National Academy of Sciences van de VS en schreven samen het rapport Genetically Engineered Crops: Experiences and Prospects, dat tot doel had "het bewijs voor mogelijke negatieve effecten van GE-gewassen en de bijbehorende technologieën te beoordelen" en "het bewijs voor beoogde voordelen van GE-gewassen en de bijbehorende technologieën te beoordelen". Het grootste deel van dat comité was mede-auteur van het deze week gepubliceerde beleidsdocument.
"We laten zo veel kansen liggen", zegt Giller, een specialist op het gebied van landbouwsystemen, met name voor de tropen. "Niet alleen in gewasverbetering, maar denk ook aan ziekteresistentie. Biotechnologie is in het verleden gebruikt om gewassen resistent te maken tegen herbiciden. Op die manier konden boeren door genetische verbetering meer bestrijdingsmiddelen spuiten. Maar genetische verbetering kan juist ook in omgekeerde richting worden gebruikt, door resistentie tegen plantenziekten in te bouwen. Hierdoor zouden we het gebruik van pesticiden juist drastisch kunnen terugdringen."
"De aanpak die nu wordt gebruikt om gentech gewassen te reguleren - en die verschilt van regering tot regering - mist wetenschappelijke nauwkeurigheid," voegt Fred Gould toe. Gould ishoogleraar aan de North Carolina State University, co-directeur van NC State's Genetic Engineering and Society Center en de eerste auteur van het artikel. "De grootte van de verandering die in een product wordt aangebracht en de oorsprong van het DNA hebben weinig verband met de resultaten van die verandering; het veranderen van één basenpaar DNA in een gewas met 2,5 miljard basenparen, zoals maïs, kan bijvoorbeeld een substantieel verschil maken."
Volgens de auteurs zouden de "-omics"-benaderingen, mits op de juiste wijze gebruikt, de kosten van de regelgeving niet verhogen. Het is waarschijnlijk dat de meeste nieuwe variëteiten geen nadere risicoanalyse behoeven, voegt Gould eraan toe. "De belangrijkste vraag is: 'Heeft het nieuwe ras onbekende kenmerken,'" zei Gould. In het document wordt geschat dat de technologische vooruitgang de laboratoriumkosten voor een set van -omics tests binnen vijf tot tien jaar zou kunnen doen dalen tot ongeveer $5.000.
Ontwikkeling van een nieuw regelgevingskader
De auteurs van het artikel pleiten voor de oprichting van een internationale commissie bestaande uit gewasveredelaars, chemici en moleculair biologen. Die zou de opties en kosten van "-omics"-benaderingen voor een verscheidenheid van gewassen vast kunnen stellen, en het proces van de ontwikkeling van een nieuw regelgevingskader op gang brengen. Workshops met deze deskundigen, alsmede sociologen, beleidsmakers, regelgevende instanties en vertegenwoordigers van het grote publiek zou mogelijk kunnen maken dat een aantal van de problemen voorkomen worden die zich hebben voorgedaan bij de introductie van genetische modificatie in de jaren negentig. Nationale en internationale bestuursorganen zouden deze comités en workshops moeten sponsoren, evenals innovatief onderzoek om de bal aan het rollen te brengen en ervoor te zorgen dat de beoordelingen toegankelijk en accuraat zijn.
Bron: Wageningen U&R