Stikstof in de lucht als basis voor meststof

Stikstof in de lucht als basis voor meststof

De lucht bestaat voor ongeveer 78% uit stikstof (N2). Met elektriciteit is dat element om te zetten naar nitraat (NO3), en na een behandeling met schoon water (H2O) blijft onder meer salpeterzuur (HNO3) over. Dat element kan gebruikt worden als meststof in bijvoorbeeld de tomatenteelt, zo blijkt uit een onderzoek van de Business Unit Glastuinbouw en Bloembollen van Wageningen University & Research. In een volgend onderzoek wordt gekeken of dit proces ook mogelijk is met drainwater.

Het Nederlandse bedrijf VitalFluid ontwikkelde een bemestingsmethode op basis van dit scheikundige principe. WUR onderzocht of de meststoffen in te passen zijn voor de 'organic' teelt ('USDA approved'). In deze teelten zijn namelijk nauwelijks direct opneembare stikstofmeststoffen toegelaten. De organische meststoffen die wél zijn toegestaan worden pas opneembaar als ze omgezet zijn door micro-organismen in de grond. Daardoor kunnen telers de meststoffen niet heel exact toedienen.

Uit het onderzoek bleek dat de meststoffen die ontstaan in het systeem van VitalFluid direct opneembaar zijn door het gewas. Het tomatengewas groeide goed; in de referentieteelt waren problemen met het biologisch omzetten van stikstof. Bovendien bleek het drainwater hergebruikt te kunnen worden. Een ander voordeel van het VitalFluid-systeem is dat de verwachting is dat op termijn het energiezuiniger is dan de productie van andere nitraatmeststoffen: daarvoor is namelijk aardgas nodig voor zowel de energie als voor het chemisch proces.

Komend jaar onderzoekt WUR of het VitalFluid-systeem ook haalbaar is als groene bemesting in conventionele teelten, door behandeling van drainwater. WUR onderzoekt of door het chemisch proces pathogenen in het water worden gedood en of de weerbaarheid van het gewas vergroot wordt door de nieuwe bemesting.

Het afgeronde project werd gefinancierd door het EU Horizon 2020 onderzoeks- en innovatieprogramma onder Grant Agreement nummer 5049-1.

Bron: Wageningen U&R BU Glastuinbouw

Deel artikel