'Verantwoord naar groener schema'
Geplaatst op 20 mei 2022
"Het lijkt erop dat we dit jaar een goede start maken'', zegt Jos Filippini, terwijl hij samen met adviseur Peter Jeurninck van AgroBuren langs een paar rijen Favori's loopt. Het is eind april en de eerste aardbeien in de tunnelkas krijgen al een kleurtje. "Deze doordragers zijn begin maart geplant en hebben zich heel vlot ontwikkeld. Zowel de bloemen als de vruchten zien er prima uit en ook de opvolging lijkt goed door te zetten'', zo stelt de bedrijfsleider. Ook Jeurninck ziet dat de start goed is - al maakt hij zich wel eens wat zorgen over de steeds verdere vervroeging van de teelt. "Een jaar of tien geleden was er voor half juni nauwelijks aanbod vanuit de buitenteelt. Nu zijn de eerste eind mei al plukrijp. Ik snap dat de vraag - en dus ook de prijs - goed is, maar de risico's worden zo ook steeds iets groter. Schade door vorst of kou ligt elk jaar weer op de loer.''
Steeds meer doordragers
Hoewel het bedrijf Van Gennip een breed assortiment aan rassen teelt - met daarin ook de gekende juni-dragers Elsanta en Malling Centenary, nemen doordragers zoals Favori een steeds prominentere plaats in. Volgens Filippini spelen hierbij vooral de vlakkere oogst (en dus meer werkspreiding) en het eenmalige werk (met minder kosten) voor het planten een belangrijke rol. "Zeker binnen een groot bedrijf als het onze wegen deze pluspunten op het gebied van arbeid en planning behoorlijk zwaar. Bovendien creëer je met doordragers wat meer rust, waardoor de kans op fouten ook kleiner is'', zo stelt hij. Nog een extra voordeel van doordragers is dat deze doorgaans wat minder vatbaar zijn voor Botrytis en meeldauw. "Dat komt deels door de minder massale bloei en groei, maar ook omdat doordragers verder uit elkaar staan dan junidragers. Bij doordragers zit je gemiddeld op 6 planten per strekkende meter, bij junidragers op 10 tot 12 planten. Doordragers blijven dus opener, waardoor er minder snel een schimmelklimaat ontstaat'', zo legt Jeurninck uit.
'Alle middelen heel hard nodig' Hoewel de eigenschappen productie en houdbaarheid nog steeds torenhoog bovenaan staan bij de rassenkeuze, merkt de adviseur dat de belangstelling voor robuustere en minder ziektegevoelige rassen groeit. Wat hem betreft is dat een goede ontwikkeling, zéker met het oog op het wegvallen van steeds meer chemische middelen. "Op dit moment zijn er nog zo'n 8 tot 10 fungiciden beschikbaar in de aardbeienteelt, maar dat aantal zal de komende jaren hoe dan ook kleiner worden. Bovendien zijn niet alle middelen even sterk op Botrytis en meeldauw, waardoor we - zéker in de echte schimmeljaren - alle beschikbare middelen ook echt goed kunnen gebruiken'', zo stelt hij. De vochtige zomer van afgelopen jaar geldt wat Jeurninck betreft weer even als een soort wake up call. "Met een aantal droge zomers op rij waren we bijna vergeten hoe hard Botrytis kan toeslaan. Veel bedrijven hebben zowel letterlijk als figuurlijk alles uit de kast moeten halen om de schimmel onder controle te houden.''
Ook Filippini erkent dat het een hele toer is geweest om de gewassen tot op het eind Botrytis-vrij te houden. "Vooral in de laatste productieweken hebben we het spuitinterval heel strak moeten houden om Botrytis onder de duim te houden. En omdat bijna elk middel zo z'n restricties heeft - met name voor wat betreft het aantal toepassingen - heb je dan al gauw een hele lijst aan middelen nodig.''
Goede ervaringen met Serenade
Sinds een jaar of zes maakt ook het biologische middel Serenade deel uit van het spuitschema. Volgens Filippini heeft het middel zich de afgelopen jaren bewezen als een betrouwbare schimmelbestrijder, maar, zo benadrukt hij: wél in een afwisselschema met chemie. "In jaren met een normale ziektedruk wisselen we Serenade ongeveer om-en-om af met een chemisch middel. Daarmee houden we niet alleen Botrytis en meeldauw onder controle, maar behouden we de mogelijkheid om tot het eind van het seizoen de betere chemische middelen te kiezen. Je zou dus kunnen zeggen dat we door de beperkingen op chemie, een groen middel als Serenade juist éxtra hard nodig hebben.'' Jeurninck beaamt deze woorden volmondig en ziet ook dat de praktijk het middel steeds breder oppakt. "Telers begrijpen dat Serenade solo tekort komt bij een hoge ziektedruk. Maar als afwisselpartner biedt het een hele mooie mogelijkheid om de inzet van chemie te verminderen, zonder in te leveren op een goede bescherming tegen Botrytis en meeldauw.'' Ook benoemt de adviseur graag nog even dat Serenade geen residu achterlaat en ook geen wachttijd heeft. "Dus hoe verder het seizoen vordert, hoe meer het middel tot z'n recht komt'', zo vindt hij.
'Groen als het kan, chemisch als het moet'
Hoewel Filippini groene middelen een warm hart toedraagt, waakt hij tegelijkertijd voor al teveel enthousiasme. Wat hem betreft is vergroening van gewasbescherming een goed streven, maar het moet wel praktisch haalbaar zijn én blijven. "Zelf proberen we op een verantwoorde en gedoseerde manier met groene schema's te werken. En dat wil zeggen: wanneer het kán zetten we groene middelen in, maar bij toenemende risico's kiezen we voor de zekerheid van chemie.'' Deze werkwijze geldt wat hem betreft niet alleen voor Serenade, maar ook voor andere biologische middelen die worden ingezet, zoals FLiPPER. "We vinden ze absoluut belangrijk en passen ze ook graag toe - maar tegelijkertijd koesteren we ook de beschikbare chemische middelen. Uiteindelijk willen we zoveel mogelijk kilo's van topkwaliteit leveren. Daar zíjn we voor - en dat verwacht onze afnemer Albert Heijn ook van ons. Kortom, groene gewasbescherming heeft zeker toekomst - maar laten we ook de chemische middelen zoveel mogelijk binnenboord houden!"
Meer nieuws