Zeer strikte preventie tegen wittevlieg is beste aanpak
Geplaatst op 14 mei 2020
Bij Schenkeveld Zijtwende in De Lier moeten meteen bij binnenkomst de witte jassen en de plastic sloffen aan. En dan nog kom je niet verder dan de kantine of de kantoren, de kas is een no go area voor wie er niets te zoeken heeft.
De onderneming doet er alles aan om insleep van ziekteverwekkers te voorkomen. Dat is terecht en begrijpelijk, want tomatentelers hebben momenteel heel veel aan hun hoofd als het gaat om de gewasgezondheid. Denk aan kas- en tabakswittevlieg, ToCV, de tomatengalmijt, Nesidiocoris tenuis, Tuta absoluta en niet te vergeten ToBRFV.
Toch zit teeltmanager Ruben Oosterman er ontspannen bij. Paniek is er niet en dat is goed te verklaren. Hij heeft gekozen voor een rigide en zeer gestructureerde aanpak en dat moet veel problemen voorkomen.
Gevoelig voor wittevlieg
Aan de Zijtwende produceert Schenkeveld op 4,85 hectare Piccolo in een belichte teelt voor afzet op de Engelse markt. Het smaaktomaatje is een sterke groeier en het wordt met een wat hogere etmaaltemperatuur geteeld. Dat zijn gunstige omstandigheden voor verschillende plaaginsecten. "We hebben Piccolo in het verleden naast twee andere rassen geteeld en we zagen de plaaginsecten naar Piccolo trekken", vertelt Ruben. "Hij vraagt wat de plaagdruk betreft beduidend meer aandacht dan andere rassen."
De tabakswittevlieg is niet aanwezig op het bedrijf, maar kaswittevlieg kan in Piccolo en onder de genoemde omstandigheden snel grote problemen veroorzaken. "Er zijn nauwelijks nog chemische middelen tegen de wittevlieg. Dat maakt het al lastiger om hem onder de duim te houden. Maar bovendien is de wittevlieg vector van het tomatenchlorosevirus en dat willen we natuurlijk ook niet in onze gewassen hebben."
Een complicerende factor
Complicerend bij dit alles is Nesidiocoris tenuis, een roofwants uit het zuiden van Europa die in Nederland is opgedoken. Hij leeft in de kop van de plant en zijn vraatschade veroorzaakt misvormde vruchten. Een biologische bestrijding is er nog niet, de roofwants kan alleen worden doodgespoten. Het effect daarvan is dat de aan Nesidiocoris verwante roofwants Macrolophus pygmaeus (Mirical) dan ook het loodje legt, terwijl deze juist de belangrijkste wittevliegbestrijder is.
Volgens Ruben en consultant Arno Moerman is het daarom de kunst om vanaf het begin van de teelt de druk van wittevlieg zo laag mogelijk te houden. Dat begint al met het schoonspuiten van het gewas aan het einde van het seizoen. Daarna is het zaak om het oude gewas heel secuur op te ruimen en te zorgen voor een schoon begin van de nieuwe teelt met behulp van een chemische of een biologische volvelds bespuiting.
Macrolophus in de benen houden
Daarna zet Schenkeveld Zijtwende in de maanden januari en februari Mirical uit. "We helpen de roofwants bij zijn populatieopbouw door hem bij te voeren", aldus Ruben. "Hij houdt wittevlieg doorgaans goed onder de duim. Maar zodra we Nesidiocoris zien, moeten we dat plaaginsect plaatselijk chemisch aanpakken en is het met Mirical afgelopen. In vorige jaren zagen we Nesidiocoris al heel vroeg, dit jaar was hij half februari nog niet aanwezig. Als Nesidiocoris gevonden is, wordt het zaak om heel de tuin goed in kaart te brengen en het plaaginsect zo nodig plaatselijk te bestrijden, zodat we Mirical zo lang mogelijk in de benen houden. Het ideaal is natuurlijk om Mirical in het gewas te houden tot de kop uit het gewas gaat, want dan kan Nesidiocoris geen kwaad meer in de groeipunt."
Als Mirical uitvalt, komt wittevlieg automatisch opzetten en moeten de sluipwespen Encarsia formosa en Eretmocerus eremicus ogenblikkelijk het werk gaan doen. Consultant Arno Moerman: "Schenkeveld Zijtwende zet meteen heel stevig in, ze introduceren voor de zekerheid een dubbel aantal sluipwespen per vierkante meter. Want Nesidiocoris en ToCV maken het zo gecompliceerd dat je geen gok meer wagen. Zelfs als de druk van wittevlieg laag is, kiest Schenkeveld Zijtwende uit oogpunt van preventie toch voor dat dubbele aantal bestrijders. Die bovendien zo vroeg mogelijk worden ingezet, zodat er op tijd sterke populaties zijn."
De brand voorkomen
Ruben Oosterman: "Je kunt overigens nog wel chemisch corrigeren, maar de effectiviteit is gering. Hooguit rem je de populatieontwikkeling van wittevlieg, maar dalen doet die populatie niet. Vorig jaar was Verimark voor eenmalig gebruik toegestaan, dat kan nu ook niet meer." En andere middelen? "Er zijn restricties aan hun gebruik en ze helpen vaak Mirical om zeep. Dus als je niet met je rug tegen de muur wilt staan, móet je koste wat kost de druk van wittevlieg heel laag houden en alle kaarten op de preventie zetten. Deze manier van werken is de beste aanpak."
Minder zorgen
Betekent deze aanpak niet automatisch veel meer werk? Nee, het is andersom, betoogt Ruben. "Natuurlijk, het is omslachtiger geworden, je moet vroeger beginnen, je moet meer bestrijders inzetten en je moet op veel meer zaken alert zijn. Maar er zit wel nóg meer structuur in onze preventieve aanpak van wittevlieg. Ik vertrouw erop dat het effect groter is als je de brand niet hoeft te blussen, maar voorkomt dat hij ontstaat. Per saldo hebben wij minder zorgen nu we zo onwijs kort op de wittevlieg zitten."
(Foto: Ruben Oosterman (links) en Arno Moerman)
Bron: Goedemorgen
Meer nieuws